Waarom je wel/niet moet deelnemen aan een fietsrace van 1.900 km rond Nederland
“Respect”, “wat een prestatie”, “petje af”, “niet normaal”. Zo reageerden vrienden en kennissen op Facebook, Instagram en Twitter nadat ik de Race around the Netherlands tot een goed einde had gebracht. Toegegeven, om 1.900 kilometer te fietsen in amper een week tijd moet je goed fietsgek zijn. Dagelijks om en bij de 300 kilometer fietsen, zonder enige hulp van buitenaf? Ik zou het opnieuw doen… maar niet meteen. Ik leg uit waarom.
The Race around the Netherlands, kortweg RATN, is een self-supported bike packing race. Voor de fiets-leek vertaald: een wedstrijd waarbij je geen hulp van binnen- of buitenaf mag krijgen. Het is eerder ook een gevecht tegen jezelf dan tegen de andere deelnemers, want een wedstrijd in de klassieke zin van het woord is het niet.
Als deelnemer moet je tijdens de race -dus ook niet vooraf- zelf je overnachtingen regelen, alle nodige spullen zoals eten en drinken meenemen of onderweg kopen, zelf lekke banden repareren, zelf bepalen hoever je dagelijks rijdt en/of wanneer je eventueel een tukkie gaat doen.
De enige leidraad is het digitale bestand op je gps-toestel met de vooraf vastgelegde route, die in de mate van het haalbare de grenzen van Nederland volgt: vanuit Amerongen moet je via het oosten van Nederland helemaal naar het meest noordelijke puntje in Groningen fietsen. Van daaruit rij je helemaal langs het noorden van Friesland, om vervolgens helemaal rond het IJsselmeer te fietsen.
Vanuit Den Helder bol je dan weer zuidwaarts, naar Zeeland. Uiteindelijk sjees via Brabant naar Limburg, waar je een aantal klimmetjes uit de Amstel Gold Race voor je wielen krijgt geschoven, alvorens weer naar Amerongen te stoempen.
Die route is goed voor 1.907 kilometer en zo’n 5.000 hoogtemeters. Er is ook een tijdslimiet: je hebt 8 dagen en 10 uur de tijd om het “rondje” vol te maken. (Lees vooral verder onder de kaart.)
Dat deelnemers de opgelegde route strikt volgen, wordt gecontroleerd met een gps-tracker die ze moeten meenemen. Tijdens de race kan iedereen live op een website volgen waar elke deelnemer zich bevindt.
Het turen naar de wedstrijdkaart wordt in de wereld van dit soort wedstrijden “dotwatching” genoemd, omdat de locaties van de verschillende renners op de online kaart met een puntje worden aangeduid. De renners worden genoemd bij het volgnummer dat op hun koerspetje staat: ik was nummer 26, dus “Cap 26”.
O ja, nog een niet-onbelangrijk detail: deelnemers moeten vooraf aangeven of ze solo of in duo rijden. Iedereen moet namelijk in z’n dooie eentje rijden, of met een vooraf afgesproken fietspartner. In andermans zog schuilen voor de tegenwind in tochtgat Nederland zit er dus niet bij. Helaas, pindakaas, wieltjeszuigers.
Hoe kom je erbij?
“Doe je de RATN?”, vroeg iemand vorig jaar op Twitter. Ik had eerlijk gezegd nog nooit van RATN gehoord en was op dat moment met m’n reisfiets bezig aan de Ronde van Nederland. Dat is een knooppuntenroute van zo’n 1.400 km die je het hele jaar door kan rijden. De wetenschap dat er een wedstrijd bestond, had m’n nieuwsgierigheid echter geprikkeld, want met m’n zware reisfiets sjees ik sneller dan de gemiddelde Compostella-muilezel.
Fast forward naar corona-jaar 2020. Ik had plannen om in mei de fietsroute rond de Noordzee verder te volgen. Dit jaar zou ik langse de Duitse en Deense noordzeekusten fietsen. Aber corona gooide eten in het fressen.
Maar toen kwam de Race around the Netherlands weer op m’n pad. Het vertrek van de race werd wegens corona uitgesteld van 1 mei naar 29 augustus. Dat vernam ik via de Facebookgroep van de race, waar ik al uit nieuwsgierigheid lid van was geworden.
Het toeval wil dat ik eind augustus / begin september altijd twee weken congé neem, om het muziekfestival Crammerock mee op te bouwen en af te breken. Toen dat afgelast werd, zat ik dus met een gapend gat in m’n agenda.
Dat gat werd opgevuld toen begin juni de inschrijvingen voor RATN 2020 weer werden opengesteld en ik me spontaan inschreef voor de race. Uitdaging aangenomen! Ik had nog een kleine 3 maanden om me mentaal, fysiek en materieel voor te bereiden.
Hoe hou je het vol?
Ik schrijf dit stukje drie dagen na m’n arrivée. Het typen gaat ietsje minder vlot dan gewoonlijk, omdat de pink en ringvinger van m’n linkerhand nog wat “voos” zijn, een gevolg van de dagenlange zenuwbeknelling op het fietsstuur. Voorts is het nog wat zalf smeren op plekjes waar de zon niet schijnt. Dat is ook niet verwonderlijk na zo’n 75 uren in het zadel.
Terug naar de race zelf. Die begon op zaterdagochtend om 8 uur, aan fietscafé De Proloog in Amerongen. 75 solorijders stonden aan de start en 4 duo’s. 15 solorijders en 1 duo zouden de finishlijn niet halen. Ik kwam uiteindelijk zaterdagochtend, om 3.36 uur als 50ste renner over de meet.
7 dagen heb ik er dus over gedaan. Als iemand me nu vraagt: hoe was dit nu?, antwoord ik met “hard”, vaak keihard. En dan bedoel ik niet fysiek, maar mentaal. Een uithoudingsrace als deze is in de eerste plaats een mentaal spel.
Software
Aan deze onderneming moet je vanzelfsprekend niet beginnen als je geen stevige basisconditie hebt; dat is het fundament dat ik de afgelopen jaren en maanden had gelegd.
In computertermen uitgedrukt is je lijf de hardware. Maar hardware is niets zonder slimme software, het koppeke, en dat moet je op voorhand goed programmeren en onderweg herprogrammeren als dat nodig blijkt te zijn. Om het met Darwin te zeggen: survival of the fittest brain.
De omstandigheden kunnen tijdens deze race namelijk voortdurend veranderen: het weer kan omslaan, je kan materiaalpech hebben, het lijf kan beginnen protesteren… Op al die zaken moet je voorbereid zijn, of bereid zijn je aan te passen. Anders haal je de finish niet.
Concreet stelde ik mezelf altijd duidelijke dagdoelen: op voorhand had ik de ideale etappes voor mezelf op papier gezet. Tijdens de race maakte ik ‘s avonds, tijdens het “diner”, telkens een nieuwe planning op voor de volgende dag: wat zou het verste punt zijn dat ik de volgende dag zou kunnen bereiken? Dat was plan A. Daarnaast voorzag ik soms ook een iets minder ambitieus plan B, in geval van tegenslag.
Wat blijkt nu achteraf? Het plan dat ik vooraf had uitgezet, kon al op dag twee in de prullenmand en heb ik ruimschoots overtroffen. Ik ben uiteindelijk ruim een dag eerder aangekomen dan ik gehoopt dat. En de plannen B heb ik nooit nodig gehad, omdat ik mezelf altijd gepusht heb om -minstens- plan A te halen.
Dat laatste was heus niet gemakkelijk: per dag kom je minstens drie keer in de hel terecht. Je lichaam begint pijn te doen op een plek waar je het al dan niet verwacht: je kont, een knie, een achillespees…
Als je je aanpast (aangepaste voeding en drank, rust, in uiterste nood paracetamol) en doorbijt, verschijnt er hoogstwaarschijnlijk licht aan het einde van zo’n hellhole. Ik had ook het geluk om ‘s avonds telkens vleugels te krijgen: in het zicht van de finish, voelde ik de laatste 10 à 20 km van een dag de pijn niet meer en trakteerde ik mezelf op een endorfinerush.
Op die manier kon ik met een gerust gevoel gaan pitten en m’n vege lijf een paar uren rust gunnen. Ik zag een aantal renners duidelijk te weinig rusten, nachtjes doortrekken en … na een aantal dagen al uitvallen. Je kan een lichaam ver pushen, véél verder dan velen beseffen, maar het heeft uiteindelijk ook zijn limieten. Voor extreme sporten moet je wat gek zijn, maar niet zot: blijven nadenken is dé boodschap.
Waarom moet je nu deelnemen?
Er zijn verschillende motieven waarom iemand zo gek is om deel te nemen aan een fietsrace van 1900 kilometer. Ik soms even m’n eigen drijfredenen op:
- Ik ben een fietsfreak: van gravelbiken over zondagse koffieritjes tot fietsvakanties, ik kan er enorm van genieten
- Ik hou van Nederland: heb er ooit 6 jaar gewerkt en apprecieer het land en zijn volkje enorm. De race brengt je op vele mooie plekjes.
- Ik kick op de uitgekiende fietsinfrastructuur in Nederland (die we in België helaas nooit zullen hebben).
- En ik kick ook op uitdagingen: m’n hele leven stel ik mezelf al doelen, die ik dan planmatig probeer te bereiken. Mislukken staat niet in m’n woordenboek.
Ik kan ook heel goed alleen zijn, dus alleen fietsen schrikte me niet af. Tegelijk hou ik ook erg van de sociale kant van het fietsen, hoe de sport mensen samenbrengt. En dat laatste heeft me tijdens de RATN aangenaam verrast.
Hoewel het de bedoeling is dat je alleen rijdt, kom je en cours de route een aantal keren per dag dezelfde deelnemers tegen, die er zowat hetzelfde tempo op nahouden. Als je elkaars pad kruist, ga je even naast elkaar rijden en sla je een praatje. Zo heb ik onder andere gezellige babbels gehad met oud-eliterenner Bob, de sympathieke mediaprofessional Jeroen, joviale collega-Vlaming Kurt en straffe fietsvrouw Francien.
Hoewel je elk heel verschillende achtergronden hebt, heb je door de Grote Tocht aan gespreksstof allerminst een gebrek. Je deelt dezelfde probleempjes (“Jij ook zo’n last van je knieën?”), staat voor dezelfde uitdagingen (“Waar ga jij komende nacht slapen?”) en hebt hetzelfde einddoel: de finish halen. Dat schept allemaal spontaan een -euh- fietsband.
Waarom moet je niet deelnemen?
Laat me beginnen met het financiële aspect: deelnemen aan de RATN kost 170 euro en daar krijg je maar weinig voor terug. Je krijgt de route, een petje met je volgnummer erop en een kunstige print om achteraf aan je muur te hangen, een douche en één biertje bij de aankomst. En dan houdt het zowat op.
Omdat het een self-supported race is, moet je alles daarbuiten zelf voorzien: eten, drinken, overnachtingen, reservemateriaal, verzekering, eventuele ehbo…
Voor de route hebben de organisatoren zo goed mogelijk hun best gedaan om lange stukken fietspad uit te stippelen. En die zijn er dus in Nederland genoeg, heb ik weer gemerkt. Dat maakt het vaak ook retesaai (bijvoorbeeld in de haven van Rotterdam) en dus mentaal extra lastig.
Om je langs een aantal fraaie toeristische trekpleisters te leiden, moet je soms ook wel over ellendige stukjes met klinkers fietsen. Dat is zeker geen cadeau op de momenten waarop je al tegen de zadelpijn vecht. Maar bon, fietsers zijn geen watjes.
En dat brengt me bij m’n laatste punt, wat ik hierboven ook al aanraakte: als je niet bereid bent heel diep te gaan, moet je hier niet aan beginnen. Begin er ook niet aan als je denkt dat je heel hard kan fietsen, want dat is geen garantie op succes, integendeel. Rustige randonneurs komen tijdens de RATN beter uit de verf dan coureurs. Het is doseren en volharden waar het om gaat, niet je gladgeschoren kuitspieren showen.
Ben je geïnteresseerd om zelf deel te nemen? Volgend jaar start de RATN op 1 mei.
Comments
Please login to save your comment